Mist
Mist is een beperking van het zicht door kleine in de lucht zwevende waterdruppeltjes. Er is pas sprake van mist als het zicht aan het aardoppervlak minder dan 1000 meter bedraagt.
In de meteorologie wordt mist als volgt onderverdeeld:
- Zeer dichte mist – zicht is minder dan 50 meter
- Dichte mist – zicht is minder dan 200 meter
- Mist – zicht is minder dan 1000 meter
- Nevel – zicht meer dan 1000 meter
Mist kan ontstaan door afkoeling van zeervochtige lucht (tot onder het dauwpunt) of door menging van koude met warme vochtige lucht. De vorming van mist hangt af van veel factoren, zoals luchtvervuiling, begroeiing, reliëf en de nabijheid van open water.
Mist kan ontstaan door afkoeling rond zonsondergang of vaak pas tegen zonsopkomst en vormt zich het eerst boven een weiland waarschijnlijk in de buurt van een sloot waar de lucht vochtig is.
Er zijn verschillende soorten mist. De benamingen die de meteorologie aan mist worden gegeven verraden de omstandigheden waaronder de mist ontstaat.
- Grondmist: grondmist of laaghangende mist is mist beneden ooghoogte. Deze ontstaat vaak omdat de temperatuur aan de grond lager is dan op ooghoogte waardoor er hier sneller mist ontstaat.
- Mistbanken: een mistbank, mistsliert of mistflarden is recent ontstane mist die door een zwakke wind van plaats verandert en hierdoor geen geheel vormt. Het zicht in een gebied met mistbanken is daarom zeer variabel. Dit kan zeer verraderlijk voor het verkeer, omdat het onmogelijk is om te voorspellen waar deze mistbanken kunnen opduiken. In Noord- en Oost-Nederland worden ze ook wel witte wieven genoemd.
-
Stralingsmist vormt zich boven het aardoppervlak door uitstraling bij helder weer, waarbij na zonsondergang het aardoppervlak afkoelt. De mist vormt zich dan als er ook nog weinig tot geen wind is om de koude luchtlaag boven de grond te mengen met hogere, warmere lagen en de lucht zoveel waterdamp bevat dat het dauwpunt wordt overschreden.
Boven een sneeuwdek kan bij lage temperaturen tegen zonsondergang stralingsmist ontstaan, die zeer dicht kan worden het zicht plaatselijk tot minder dan 10 meter kan beperken. Door aanvriezing van mist en bevriezing van natte weggedeelten kan het bovendien glad worden.
Boven een enigszins hellend weiland stroomt koudere en zwaardere lucht in de richting van een sloot, waar door menging met vochtige lucht slootmist ontstaat. De plaatselijke mist breidt zich meestal snel uit, zodat de voor het verkeer zo verraderlijke mistbanken ontstaan. - Advectieve mist ontstaat bij aanvoer van relatief warme lucht boven een kouder oppervlak. De warme lucht wordt afgekoeld door het oppervlak. Als de warme lucht veel vocht bevat, wordt de lucht verzadigd en condenseert dan tot mist. In de winter komt deze mistsoort vaak voor, wanneer er door een westenwind vochtige warme lucht van zee wordt aangevoerd die over het koude land trekt.
- Zeemist ontstaat boven zee wanneer warme lucht in aanraking komt met een koude zee. Mist ontstaat boven zee wanneer koude lucht over relatief warm zeewater stroomt of wanneer warme lucht in aanraking komt met een koude zee.
- Regenmist kan ontstaan als het regent uit warmere lucht die op enige hoogte in de atmosfeer wordt aangevoerd, terwijl het aan het aardoppervlak nog koud is. De warmere regen valt dan door de koude lucht waarin zich mist vormt. Regenmist ontstaat ook als na een hevige bui de zon doorbreekt en er weinig wind staat. In het felle zonlicht zien we dan de damp van straten en daken komen.
- Bevroren mist of aangevroren mist is gewone mist dat doordat de temperatuur van de ondergrond, zoals wegen, viaducten of bladeren, zo koud is dat het meteen aan de ondergrond vast vriest. Dit kan zeer verraderlijk zijn voor het verkeer, omdat de temperatuur aan de grond lager is dan die op ooghoogte. De temperatuur op ooghoogte kan bijvoorbeeld een veilig gevonden 3 graden Celsius zijn, maar aan de grond kan het vriezen. Wanneer deze bevriezingsverschijnselen goed zichtbaar worden op voorwerpen, noemen we het ruige rijp.
- IJsmist ontstaat wanneer de lucht zo koud is dat de mist niet uit vocht bestaat,maar uit ijskristallen.
- Industriële mist: om mist te vormen zijn er condensatiekernen nodig, kleine vaste of vloeibare deeltjes waaraan het water zich kan hechten zodat druppeltjes ontstaan. Condensatiekernen zijn bijvoorbeeld zoutkristallen boven zee of stof in de lucht. De stof is vaak afkomstig van industrierook of verkeer. In gebieden met vervuiling kan zich sneller mist vormen dan in schone lucht. Tijdens de jaarwisseling kunnen kruitdampen afkomstig van vuurwerk een extra zetje zijn om mist te vormen of waar al mist was deze zeer dicht te maken.