Warmtefront

Er wordt gesproken over een warmte front als een luchtmassa met relatief warme lucht over een gebied schuift waar koude lucht ligt. Warme lucht is lichter dan koude lucht. Daarom schuift warme lucht over de koude lucht heen. Bij de passage van een warmtefront stroomt relatief warmere lucht binnen.

Op weerkaarten zijn fronten vaak weergegeven door middel van dikke, zwarte of gekleurde lijnen. Bij een warmtefront zie je halve bolletjes op de lijn getekend in de richting van de beweging van het front. De wolken bewegen door de wind voornamelijk langs die lijn. De lijn is vaak rood gekleurd, omdat rood als een warme kleur wordt gezien. Het passeren van een warmtefront gaat vergezeld van karakteristieke verschijnselen zoals bewolking, een sterk aanwakkerende wind, aanhoudende neerslag (regen, motregen of sneeuw overgaand in regen ) en vermindering van het zicht of mist.

Bij een warmtefront is het frontvlak minder steil dan bij een koufront. Warmtefronten verplaatsen zich echter langzamer dan koufronten en worden dus altijd door koufronten ingehaald. Je krijgt dan een occlusiefront(front dat ontstaat waar een koufront  en een warmtefront elkaar raken doordat koufronten sneller gaan dan warmtefronten).

De fronttheorie werd in 1920 geïntroduceerd door de Noorse meteoroloog Vilhelm Bjerknes ( 1862-1951) en zijn leerlingen (Noorse school), die voor zijn uitvinding in 1933 de Buys Ballot medaille ontving.