Tsunami

Een tsunami is een vloedgolf uit de zee die de kuststrook onverwacht overspoelt, veelal veroorzaakt door een zeebeving,  aardverschuiving of een meteorietinslag of vulkaanuitbarsting. Het is een Japanse samenstelling van tsu (haven) en nami (golf). Wanneer de tsunamigolftop voorafgegaan wordt door een golfdal, trekt de zee zich eerst minutenlang terug tot een uitzonderlijk lage waterstand, tot honderden meters zeewaarts. In andere gevallen nadert de golftop als eerste en dan is er geen vooraankondiging in de vorm van een terugtrekkende zee.

Een aardbeving is veruit de belangrijkste oorzaak voor een tsunami. Meestal een aardbeving in zee (zeebeving), maar soms ook op het land dichtbij de zee. Maar liefst 82,4 procent van de tsunami’s over de laatste 2000 jaar in de Stille Oceaan kwamen door een aardbeving. In andere oceanen zijn aardbevingen ook oorzaak nummer één.
Een minder bekende oorzaak van een tsunami is een aardverschuiving. Slecht 4,6 procent van de tsunami’s heeft een verschuiving als oorzaak. De aardverschuiving kan zowel op land als in de oceaan ontstaan. In het 1ste geval moet de verschuiving wel het water bereiken. In de meeste gevallen gaat het om onderzeese aardverschuivingen, soms getriggerd door een aardbeving.
De tsunamigolven door een aarverschuiving zijn vaak anders dan die door een aardbeving. De verschuiving heeft één richting: de diepzee in. In die richting vormt zich dan ook een tsunami. In dit geval is er nauwelijks gevaar voor de mens. Echter, in tegenovergestelde richting van de aardverschuiving, vormt zich een vloedgolf. Deze tsunamigolf neemt in hoogte toe en slaat vaak neer op een beperkt deel van het continent.
Een ander belangrijke oorzaak van een tsunami is de eruptie van vulkanen. Deze tsunami’s komen vooral voor aan de westkust van de Pacifische Oceaan. Hier duiken oceaanplaten onder de andere. Direct gevolg zijn vele vulkaaneilanden op de rand van de bovenliggende plaat. Dit betekent explosief vulkanisme in deze regio zoals de onderzeese vulkaan die explodeerde bij de Tonga eilandengroep in maart 2009.
Kort voor een meteoriet, komeet inslaat ontstaat een vloedgolf door de drukverandering in de lucht. Een aantal seconden later ontstaat de grote tsunami door het instorten van een groot deel van de enorme watermassa die in de lucht in is gevlogen door de inslag. Een ander deel van het water verplaatst zich over honderden kilometers in de atmosfeer en komt dan neer als een enorme bak neerslag. De inslag veroorzaakt tevens een enorme aardschok.

Naast de tsunami’s uit vorige eeuwen zijn in deze eeuw vooral de grote tsunami in 2004 in de Indische Oceaan en die bij oost Japan uit 2011 het meest bekend vanwege de grote verwoestingen en de vele slachtoffers.