Lagedrukgebied
Een lagedrukgebied of depressie is gebied waarin de luchtdruk op zeeniveau laag is ten opzichte van de omgeving. Dit in tegenstelling tot een hogedrukgebied, waarin juist relatief hoge barometerstanden worden gemeten. Het symbool voor een lagedrukgebied is de letter L, ze worden op weerkaarten aangegeven om te bepalen waar een lagedrukgebied zich bevindt, ze worden altijd in de kern van een lagedrukgebied weer gegeven waar de luchtdruk het laagst is, maar ook waar een front ligt wordt dat aangegeven omdat fronten slecht weer met zich meebrengen.
Lagedrukgebieden ontstaan vaak op de scheiding van warme en vochtige lucht in het zuiden en koudere lucht en drogere lucht in het noorden. In de overgangszone ontstaan kleine golfjes in de lucht, die samenhangen met sterke luchtstromingen op 5 tot 10 kilometer hoogte. Een dergelijk golfje kan vergezeld gaan van dalingen van de luchtdruk aan het aardoppervlak. De stijgende luchtbewegingen, die dan optreden, kunnen verder versterken waardoor een klein golfje uitgroeit tot een gebied van lage druk met een omvang van soms honderden kilometers. In een lagedrukgebied is, zoals het wordt zegt, de luchtdruk laag ten opzichte van de omgeving. In het centrum wordt de laagste druk gemeten. Lucht heeft de neiging van hoge naar lage druk te stromen. Vandaar dat de wind richting lagedrukcentrum waait alleen niet in een rechte lijn. Mede door de draaiing van de aarde stroomt de lucht spiraalsgewijs naar het centrum met de laagste luchtdruk.
De naar het lagedrukcentrum stromende lucht kan uiteindelijk alleen maar naar boven uitwijken. Daarbij koelt de lucht af en kunnen wolken met neerslag ontstaan. In de kern van het lagedrukgebied kan de luchtdruk erg laag worden. Meteorologen noemen dat een diepe depressie of een stormdepressie. De luchtdrukverschillen over kleine afstanden zijn dan groot waardoor het hard kan waaien. Bij nadering van een lagedrukgebied trekt de wind meestal aan en draait deze in een richting tegen de wijzers van de klok, meestal naar zuid tot zuidoost of oost als de depressie ten zuiden van ons passeert. Als het centrum van het lagedrukgebied gepasseerd is draait de wind naar west tot noord en wordt het meestal kouder met buiig weer. Lagedrukgebieden blijven in het algemeen zo’n 3 tot 10 dagen bestaan en kunnen dus hardnekkig zijn.
Voorbeeld van een weerkaart met lagedrukgebieden (L)