Maart (lentemaand)

  • Maart roert zijn staart.
  • Droge maart, natte april, koele mei, vullen de schuren en kelder erbij.
  • Waait de wind in maart te fel, veel fruit verwacht men wel.
  • Maart zonder bloemen, zomer zonder dauwe, brengen ons op het einde in het nauwe.
  • Een droge maart en een natte april, dat is de boeren naar zijn wil.
  • Wil maart reeds donder, dan is sneeuw in mei geen wonder.
  • Maarste snee, doet de akkervruchten wee.
  • Maartse buien, die beduien, dat de lente aan komt kruien.
  • Donder in maart, april kou vergaart.
  • Een koekoeksroep ter helft van maart, is voor de boer een daalder waard.
  • Maart guur, geeft een volle schuur.
  • Als in maart felle wind gaat komen, komt er veel fruit aan de bomen.
  • Donder in het groene hout, geeft een zomer nat en koud.
  • Maart droog, april nat, veel hooi en zaad in het vat.
  • Een droge maart is een zomer te paard en zaait vruchten in de haard.
  • Is maart kil en vochtig, dan wordt de hele zomer stormachtig.
  • Nooit is maart zo zoet, of hij sneeuwt een volle hoed.
    (of) maart zo zoet, heeft ook nog wel eens een witte hoed.
  • Een droge maart is goud waard.
  • Droogte en veel stof in maart, is de boer heel wat waard.
  • De maand maart heeft venijn in zijn staart.
  • Een droge maartse wind, maakt de boeren goed gezind.
  • Maartse wind, aprilse regen, beloven voor mei veel zegen.
  • Brengt maart storm en wind, de sikkel is de boer gezind.
  • Dans het lammetje in maart, april pakt het bij de staart.
  • Zoveel nevels in maart zich vertonen, met zoveel onweer de zomer zal lonen.
  • Daar is geen maart zo goed, of het sneeuwt wel op de boer z’n hoed.
  • Sneeuw in maart, voor vrucht en druiven nadeel baart.
  • Niet te droog, niet te nat, dan vult maart een duchtig vat
  • Een natte maart geeft veel lijnzaad.
  • Dansen in maart de muggen rond, dan is dat voor de schapen niet gezond.
  • Niet te droog niet te nat, dan vult maart een duchtig vat.
  • Regendruppels gutsen neer, niet bepaald fijn lenteweer, en dan ook die harde wind, maart was ons niet goedgezind.
  • Er is geen maart zo goed of het sneeuwt op de boer zijn hoed.