Oktober (wijnmaand)

  • Oktober met groene blaân (bladeren), duidt een strenge winter aan.
  • In de wijnmaand zon, winter kent geen pardon.
  • In oktober veel regen, voor het kerkhof een zegen.
  • Oktober nat en koel, wordt de winter zacht en zwoel.
  • Als oogstmaand kou van beven doet, dan is het voor landgewas goed.
  • Is oktober warm en fijn, het zal een scherpe winter zijn; maar is hij nat en koel, ’t is van een zachte winter ’t voorgevoel.
  • Oktober heeft 31 dagen, maar vaak het dubbele aan storm en wintervlagen.
  • Oktober met veel regendrang, maakt de sterke man nog krank.
  • Brengt oktober vorst een sneeuw, hoort men ’s winters klaaggeschreeuw.
  • Als het waait en vriest in oktober nacht, dan verwachten wij een januari zacht.
  • Warme oktoberdagen, februari vlagen.
  • Zoals een weersheilige het eind oktober heeft gedaan, zo zal Allerheiligen ermee verder gaan.
  • In oktober veel vorst en sneeuw, geeft onbestendig winterweer,
  • Blinkt in oktober zonnegoud, de winter volgt dan snel en koud.
  • Brengt oktober veel vorst en wind, zo zijn januari en februari zeer mild.
  • Oktober geeft ons wijn en zonnige dagen, maar ook jicht en andere plagen.
  • Brengt oktober wind en kou, dan is januari lauw.
  • Oktobermaand met dichte mist, brengt zeker vorst al in de kist.