Smog

Het woord smog is een samenvoeging van de woorden smoke (rook) en fog (mist). Letterlijk vertaald betekent smog: door rook en uitlaatgassen vervuilde mist.
Smog is luchtvervuiling die in een bepaalde periode opeens sterk toeneemt. We spreken dan van smogepisoden.
De stoffen die invloed hebben op het ontstaan van smog zijn vooral ozon en fijn stof en in mindere maten stikstofdioxide en zwaveldioxide. De smogepisodes kunnen een paar dagen tot enkele weken duren. In Nederland gebruikt men de term smog als er meer luchtverontreiniging is dan gewoonlijk, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid.

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven, dat in Nederland de smogberichten verzorgt, maakt onderscheid tussen lichte of geringe smog, matige smog en ernstige smog. Bij mensen met chronische aandoeningen van de luchtwegen kunnen de klachten vanaf matige smog verergeren.

Fotochemische smog: in de zomer kan smog ontstaan als het gedurende enkele dagen warm en zonnig is, en er vrij weinig wind staat. Fotochemische smog ontstaat onder invloed van zonlicht. De steden waar fotochemische smog optreedt zijn meestal gelegen op plekken met een warm, droog en zonnig klimaat. De grootste bronnen van vervuiling zijn auto’s en elektriciteitscentrales. De stoffen die de vervuiling veroorzaken zijn voornamelijk koolstofmonoxide, stikstofoxiden en vluchtige koolwaterstoffen. Deze stoffen reageren met aanwezigheid van zonlicht en vormen daarbij een mengsel van schadelijke secundaire vervuilers. Schadelijke stoffen die ontstaan zijn voornamelijk fijn stof en ozon.
In steden met fotochemische smog ofwel, bruine steden, zorgt het drukke verkeer in de ochtend voor de belangrijkste bronnen van smog. De hoogste concentraties van ozon worden bereikt tussen 12.00 en 20.00 uur; meestal aan het begin van de middag. Gewoonlijk wordt het hoogste smogniveau niet bereikt in de stad zelf, maar juist in de buitenwijken en de omliggende gebieden. Dit wordt veroorzaakt door de tijd die nodig is om de smog te vormen.
Zomersmog is een verkeerde benaming voor fotochemische smog, doordat het proces ook in de winter plaats kan vinden alleen de sterkte in de zomer een stuk hoger vanwege hogere stralingsintensiteit van de zon.

Industriële smog ontstaat op een andere wijze dan fotochemische smog. Grijze steden zijn meestal gelegen in koude, natte klimaten. De belangrijkste vervuilers zijn sulfaatoxiden en deeltjes van fabrieken. Deze vervuilers mengen samen met atmosferisch water en vormt daarbij een grijze mist. Veel van deze steden zijn sterk afhankelijk van kolen en olie en zijn meestal sterk geïndustrialiseerd. De lucht in deze steden is vooral erg slecht gedurende de winters, wanneer zowel de vraag vanuit huishoudens voor olie en elektriciteit en de luchtvochtigheid hoog zijn. Verder komt wintersmog voor in periodes van hoge luchtdruk, wanneer helder en mooi winterweer voorkomt. In Nederland komt wintersmog voor wanneer er zwakke tot matige oostelijke wind staat. Deze wind voert lucht aan uit Oost-Europa waar nog vaak kolen worden gestookt. Die lucht blijft vervolgens ergens in Nederland ‘hangen’. Bij wintersmog vermengen vooral de stoffen zwaveldioxide (SO₂) en fijn stof met elkaar. De kans op ernstige smog door verhoogde concentraties stikstofdioxide en zwaveldioxide is tegenwoordig klein, omdat de emissies van met name zwaveldioxide sterk is gereduceerd. De luchtkwaliteit in Europa is de laatste jaren sterk gestegen door een streng milieubeleid.

In bijzondere situaties, bijvoorbeeld na een grote brand op een olieraffinaderij kan wintersmog in Nederland nog voorkomen, maar ook nog steeds bij een zeer stabiele weersituaties (periode van koud weer in combinatie met een hogedrukgebied en windstille omstandigheden met de bij behorende inversie).
In China is wintersmog nog steeds veel voorkomend, evenals in Polen en Tsjechië en Slowakije.

Tijdens de jaarwisseling treedt vaak in Nederlandse steden smogvorming op door het afsteken van grote hoeveelheden vuurwerk. Verder kan bij ongunstige weersomstandigheden smogvorming plaatsvinden bij de jaarlijkse paasvuren die traditioneel in het oosten van het land gehouden worden.