Stormvloed

Stormvloed is het opstuwen van zeewater door stormwinden. Hoge windsnelheden behorende tot een storm kan het zeewater opstuwen tot een hoger zeeniveau dan normaal. De lage luchtdruk in de kern van de stormdepressie of tropische cycloon kan het effect licht versterken. Als de stormvloed de kust bereikt kan zij nog aangroeien, omdat de zee ondieper wordt, zoals dat ook bij een tsunami gebeurd, bij een tsunami is dit effect echter veel sterker, omdat bij een tsunami al het water van het zeeoppervlak tot de bodem in beweging wordt gezet, in tegenstelling tot stormen, waarbij alleen de oppervlakkige lagen van de zee worden bewogen.
Een stormvloed kan extra vervelend zijn, als hij de kust bereikt samenvallend met de vloed of nog erger springvloed. De (spring)vloed wordt dan verhoogd met de stormvloed. Dit was de oorzaak van de watersnoodramp in 1953.

Tropische cyclonen gaan vaak gepaard met stormvloeden, die echter hun energie langer behouden. Zo kan een orkaan van die van de 5e categorie naar de 2e categorie verzwakt is, nog lange tijd een stormvloed genereren van de 4e of 5e categorie (vergelijk het maken van een draaikolk in een emmer water door hard te roeren. Als men stopt met roeren blijft het water nog enkele tijd kolken).

De stormvloed wordt verder bepaald door de hoek tussen de windrichting en de kust. Wanneer de wind loodrecht op de kust staat, is de stormvloed het hoogst.
Wanneer de verwachte waterstanden aan de kust erg hoog worden kunnen de stormvloedkeringen worden gesloten zodat de veiligheid tegen overstromen beter wordt gewaarborgd.

Gemiddeld eens in de twee jaar heeft ons land te maken met een lage stormvloed, die de dijken gemakkelijk aankunnen. Gevaarlijker, maar ook zeldzamer zijn middelbare (eens in de 10 tot 100 jaar) en hoge stormvloeden (eens in de 100 tot 1000 jaar).
De laatste waarschuwing voor een stormvloed in Nederland was op 8 november 2007. Dit was ook de eerstem maal dat de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg gesloten is vanwege hoge verwachte waterstanden.